Praktijklokaal

In het praktijklokaal werken leerlingen aan verschillende vaardigheden. Ze gebruiken hiervoor allerlei materialen, gereedschappen en machines. De inrichting en de voorzieningen in het praktijklokaal moeten aan een aantal voorwaarden voldoen om risico’s voor leerlingen en medewerkers te voorkomen.
Met name in het speciaal onderwijs wordt gebruik gemaakt van praktijklokalen.

Voor het veilig en gezond werken met materialen, gereedschappen en machines hebben leerlingen een goede instructie nodig, deskundige begeleiding en voldoende toezicht. Dit is extra van belang omdat het om kinderen gaat, die nog weinig ervaring hebben en risico’s veelal niet goed kunnen overzien. Een randvoorwaarde voor goede en veilige praktijklessen is een adequate inrichting van het lokaal en voorzieningen (bijv. elektra en gas) die op orde zijn. In deze oplossing wordt beschreven aan welke eisen een praktijklokaal moet voldoen om risico’s te voorkomen, zodat zowel leerlingen als medewerkers veilig kunnen werken.

Deze beschrijving gaat over de inrichting van praktijklokalen in algemene zin. De oplossing is gebaseerd op wetgeving, Nederlandse (NEN) normen en op aanbevelingen van deskundigen.
 

Oplossing

De werkgever ziet erop toe dat werken in praktijklokalen zo veilig mogelijk kan gebeuren. Op basis van een RI&E worden risico’s in kaart gebracht en maatregelen getroffen. Het is daarbij van belang dat invulling wordt gegeven aan een aantal aandachtspunten m.b.t. het lokaal, de apparatuur en de inrichting. Daarnaast is het van belang dat voorlichting gegeven wordt, goed onderricht wordt gegeven en toezicht wordt gehouden.


Algemeen

  • Stel op basis van de RI&E van de school duidelijke veiligheidsmaatregelen en gedragsregels op (bijvoorbeeld: niet rennen, niet stoeien, nergens aankomen zonder toestemming, regels over opruimen enzovoorts). Daarbij wordt ook bepaald bij welke machines nooit gewerkt mag worden zonder toezicht. Bij gevaarlijke machines wordt alleen gewerkt onder direct toezicht van de vakdocent óf alleen de vakdocent werkt met deze machine. De docent moet namelijk de mogelijkheid hebben om direct in te grijpen.
  • In het praktijklokaal is altijd een bevoegd vakdocent aanwezig.
  • Er moet een extra uitgang/nooduitgang aanwezig zijn. Bij gesloten instellingen in het speciaal onderwijs moet de nooduitgang gekoppeld zijn aan het uitbraakalarm.
  • De kasten met apparatuur/gereedschap moeten afgesloten zijn.
  • Eénmaal per jaar, en in elk geval ná een nieuwe RI&E of plan van aanpak, bespreken de vakdocenten die gebruik maken van de praktijklokalen in hoeverre de veiligheidsmaatregelen en gedragsregels moeten worden aangepast.
  • De machines in praktijklokalen worden jaarlijks of vaker indien noodzakelijk gekeurd door een externe instantie. Keuringsverslagen moeten beschikbaar zijn.
  • Voor de vakdocenten en de technisch onderwijsassistenten is vastgelegd wie verantwoordelijk is voor het onderhoud aan de machine en wanneer dat onderhoud gedaan moet worden.

Voorlichting, onderricht en toezicht

Zorg ervoor dat leerlingen krijgen een goede instructie krijgen over veilig werken in het praktijklokaal, passend bij hun niveau.Elementen van deze voorlichting, onderricht en toezicht zijn:

  • Gevaarlijke stoffen
    Als er in een praktijklokaal gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen dan moeten de leerlingen hierover voorlichting en instructie krijgen: wat zijn de risico's en hoe moet je je beschermen tegen de risico's van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld lijm, verf en (hout)stof). Er moet ook voorlichting en instructie gegeven worden over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Bij natuur- of scheikundelessen krijgen de leerlingen in ieder geval de beschikking over een witte jas en een veiligheidsbril in het algemeen.
  • Machines
    Zorg voor een instructie bij machines en doe voor hoe je veilig met een machine moet werken. Geef altijd aan waar de noodknop zit en hoe de beveiligingen werken. Bij een machine moet ook een geplastificeerde instructiekaart hangen met korte en bondige zinnen. Maak de instructiekaart zodanig dat men op een eenvoudige manier in een aantal stappen laat zien hoe je met het gereedschap of machine moet werken. Gebruik hier afbeeldingen bij.
  • Doe instructies niet alleen mondeling maar ondersteun deze ook regelmatig met bijvoorbeeld een voorlichtingsfilmpje (zie bijvoorbeeld de website van NAPO).
  • De gedragsregels en instructies komen elke les weer aan de orde, zodat dit steeds vanzelfsprekender wordt. De vakdocent checkt iedere les bij een aantal leerlingen hoe het zit met de kennis van de gedragsregels in het praktijklokaal.
  • De vakdocent wordt in een praktijklokaal waar gewerkt wordt met machines altijd ondersteund door een technisch onderwijsassistent. Beiden houden toezicht op de leerlingen.
  • De leerlingen werken altijd onder direct toezicht van een vakdocent of technisch onderwijsassistent met machines.
  • Ná afloop van de les in het praktijklokaal wordt de ruimte afgesloten.
  • Regelmatig wordt een les in een praktijklokaal bijgewoond door een niet-lesgevende vakdocent of technisch onderwijsassistent. Zij beoordelen of de veiligheids- en gedragsregels daadwerkelijk worden gevolgd en komen eventueel met verbetervoorstellen.
  • Hang de veiligheidsmaatregelen en gedragsregels duidelijk zichtbaar op in het lokaal.
  • Zorg dat de vakdocent het gewenste gedrag ‘voorleeft’.

Afmeting en inrichting van praktijklokalen

  • De oppervlakte en de hoogte van het lokaal zijn afgestemd op de bezettingsgraad (maximale groepsgrootte), aantal werkplekken en machines en de aard van de werkzaamheden. Er is geen wetgeving over hoeveel leerlingen er maximaal in een lokaal mogen werken. Uitgangspunt is dat de werkgever de verantwoordelijkheid draagt voor de veiligheid en de gezondheid. Uit de RI&E van de school valt af te leiden welke en hoeveel risico's er in een bepaald praktijklokaal bestaan (zie hieronder). Meer praktische informatie over de afmetingen en de inrichting van praktijklokalen is terug te vinden in de Arbocatalogus voor het voortgezet onderwijs. Deze afmetingen geven geen inzicht in het aantal leerlingen dat in het lokaal kan werken. Stel per situatie (bijvoorbeeld bij koken, houtbewerking) maximale groepsgroottes vast. De maximale groepsgrootte is afhankelijk van:
    • De grootte van het risico
    • De vorm en indeling van het lokaal en het aantal werkplekken
    • De kenmerken van de groep leerlingen
    • De brandveiligheidsvoorschriften en de mogelijke eisen in de Omgevingsvergunning
    • Het aantal toezichthouders in de groep (vakdocent en toa’s). Zie het praktijkvoorbeeld Veilig werken in het praktijklokaal.
  • De doorgangen en looppaden moeten vrij zijn van obstakels en tenminste 80 cm breed voor enkelzijdig verkeer; 120 cm breed voor dubbelzijdig verkeer en tenminste 150 cm breed als leerlingen rug aan rug werken.
  • De vloer moet stroef, vrij van hobbels en putten, zonder losse stukken en makkelijk te reinigen zijn.
  • Tafels, stoelen en krukken zijn stabiel en moeten in goede staat van onderhoud zijn.
  • Zorg voor in hoogte herstelbare werktafels. Is dit niet haalbaar dan kan men met onderzetklossen toch voor verschillende lengtegroepen verschillende hoogtes creëren.
  • Stellingen, rekken, kasten en werktafels moeten deugdelijk en stabiel zijn.
  • Zorg dat werktafels aan de vloer vastgezet worden; (stalen) werktafels kunnen door stoeien makkelijk verschuiven of omgetrokken worden.
  • Stellingen moeten voldoende zijn geschoord, onderling gekoppeld of aan de constructie worden vastgezet.
  • De toelaatbare belasting van stellingen, rekken en kasten moet bekend zijn en niet overschreden worden. Vermeld op de stellingen de maximale belastbaarheid.

Uitzicht en verlichting

  • Zorg ervoor dat in het lokaal daglicht kan binnenkomen en er uitzicht naar buiten mogelijk is.
  • De vereiste verlichting is afhankelijk van het soort werk. Richtlijn voor activiteiten als handvaardigheid, tekenen, afwerkingstechniek is ongeveer 500 lux. Klachten zijn een signaal dat de verlichting niet in orde is. Naast onvoldoende lichtsterkte, kunnen spiegelingen en te hoge contrasten een rol spelen. TL-armaturen met roosters en/of spiegels bevorderen de verstrooiing van het licht.
  • Verlichting met een bepaalde frequentie mag niet in verband met stroboscopisch effect (machine lijkt dan stil te staan).
  • Kijk voor meer informatie bij het onderwerp Daglicht en kunstlicht.

Temperatuur

  • De temperatuur in het praktijklokaal moet regelbaar zijn. Meer informatie vindt u bij het onderwerp Klaslokaal - Temperatuur.

Ventilatie

  • Een goede ventilatie is in alle lokalen belangrijk, maar zeker ook in de praktijklokalen met activiteiten als schilderen, houtbewerking en koken. Geurhinder, stof in de lucht, kook- en bakdampen kunnen klachten geven. Afhankelijk van het soort activiteiten moet mechanisch geventileerd worden. Lokale bronnen van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld houtstof bij houtbewerkingsmachines, scheikunde) moeten voorzien zijn van plaatselijke afzuiging.
  • Algemene maatregelen voor een goede ventilatie staan bij het onderwerp Binnenklimaat en CO2.

Houtbewerking

  • Het werken met hardhout is verboden. Bij de bewerking van hardhout kan er sprake zijn van een kankerverwekkende houtstof. Probeer daarom andere soorten hout te gebruiken, zoals massief hout in plaats van MDF en multiplex. Gebruik zoveel mogelijk zachte houtsoorten, zoals vuren en grenen. En gebruik onbehandeld hout.
  • Kies de werkmethode die het minste stof veroorzaakt. Grote hoeveelheden houtstof kunnen namelijk leiden tot stofontploffingsgevaar/stofexplosie.
  • Met betrekking tot de houtbewerkingsmachine: zorg voor een goede omkasting van de machine. Zorg ervoor dat de machine is voorzien van een afzuiging met voldoende capaciteit. Zorg ervoor dat de machine dagelijks wordt schoongemaakt.
    • Vegen en het gebruik van de perslucht moet zo veel mogelijk worden voorkomen.
    • De schoonmaker moet een industriële stofzuiger met fijnstoffilter gebruiken.
  • Voer frequent onderhoud uit aan de afzuiginstallaties en gereedschap.
  • Beperk het aantal personen dat wordt blootgesteld aan houtstof.
  • Geef voorlichting en instructies over houtstof en de preventieve maatregelen om blootstelling te voorkomen.

Elektrische voorzieningen

  • Zorg ervoor dat de elektrische spanning, inclusief die van de wandcontactdozen (niet de lichtgroepen), centraal in het lokaal in- en uit te schakelen is. Wanneer op leerling-tafels geen stroom nodig is, moet de stroom worden afgesloten.
  • Zorg ervoor dat alle stopcontacten, schakelaars en elektrische leidingen/kabels in goede staat zijn, deugdelijk bevestigd en voldoende afgeschermd zijn. Bij 'natte' werkzaamheden moet de contactdoos voorzien zijn van een spatwaterklep.
  • Snoeren mogen niet losliggen
  • Zie ook het onderwerp Elektrische voorzieningen.

Gasvoorziening (kooklokaal)

  • Zorg dat er in het praktijklokaal een hoofdafsluiter is voor de gasvoorziening. Wanneer op leerlingtafels geen gas nodig is, moet de gastoevoer afgesloten zijn.
  • Zorg voor vlambewaking. Dit betekent dat als de vlam uitgaat, de gastoevoer automatisch afgesloten wordt.
  • Zorg ervoor dat de afzuigingsinstallatie automatisch aan gaat als de gastoevoer geopend wordt.
  • Achter de hoofdafsluiter moet een gasgebrekbeveiliging (B-klep) gemonteerd te zijn. De B-klep is herkenbaar als een soort drukventiel en voorkomt de uitstroom van gas bij lekkages.

Veiligheid machines en (elektrisch) gereedschap

  • Om ongelukken te voorkomen moeten machines en (elektrisch) gereedschap veilig zijn en periodiek gekeurd worden.
  • Machines met draaiende delen moeten voorzien zijn van een noodstopschakelaar.
  • Instabiele machines moeten verankerd zijn aan de vloer.
  • Aandrijvingen en draaiende delen van machines moeten afgeschermd zijn.
  • Bij gevaarlijke elektrisch aangedreven apparatuur zijn op goed zichtbare en bereikbare plaatsen (twee tegenoverliggende wanden op ± 1,2 m) noodstopschakelaars aanwezig.
  • Voor meer informatie over veilig werken met (elektrisch) gereedschap, zie het onderwerp Veiligheid en voorkomen risico’s gereedschap.

Wasgelegenheid

  • Bij praktijkvakken waar leerlingen blootstaan aan vuil of stof moet een wasgelegenheid zijn. Dit is uit hygiënische oogpunt verplicht voor elk praktijklokaal/werkplaats waar leerlingen of werknemers blootstaan aan vuil en stof. Minimumeis is voor elke 10 leerlingen een wasgelegenheid, in of nabij het lokaal, met voldoende wasplaatsen, zeep en droogmiddelen. 

Afvalverwijdering

  • Gevaarlijk afval, papier, glas, hout, metaal en overig afval moet in herkenbare gescheiden categorieën worden ingezameld.
  • Afval moet tijdig en op de voorgeschreven wijze afgevoerd worden naar een daarvoor geschikte opslagruimte buiten het lokaal.

Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen

  • Koken: laat de leerlingen katoenen schorten dragen. Veel kleding is synthetisch. Als deze vlamvatten kunnen er brandwonden ontstaan.
  • Natuurkunde/scheikunde: laat de leerlingen katoenen stofjassen en veiligheidsbrillen gebruiken.
  • Techniek/houtbewerking: zorg bijvoorbeeld bij zagen voor gehoorbescherming en bescherming van de ogen (veiligheidsbrillen).
  • Denk ook aan het gevaar van loshangende kleding, sieraden en haardracht.

Hulpverleningsmiddelen en ontruiming

  • Zorg dat een verbandtrommel aanwezig is met daarin ook blauwe pleisters (waterdicht). Zie voor meer informatie het onderwerp Inhoud verbandtrommel.
  • Zorg voor blusdekens. Vakdocenten weten hoe zij deze moeten gebruiken.
  • Er moet een brandblusser aanwezig zijn. Schuimblussers zijn effectief en gebruiksvriendelijk. Eventueel kan ook gekozen worden voor een CO2-blusser als bijblusser. Een CO2-blusser is geschikt om brandbare vloeistoffen en branden in (gevoelige) elektrische apparatuur te bestrijden zonder schade te veroorzaken. CO2 is niet geschikt om vaste branden te blussen. Bij aanraking met de huid van dichtbij is er risico op brandwonden.
  • Alle betrokkenen, medewerkers en leerlingen moeten goed geïnformeerd zijn over maatregelen bij brand en ontruiming. Specifieke risico’s en hoe te handelen moeten goed worden besproken met de leerlingen (bijvoorbeeld vlam in de pan, kleding die vlam vat).
  • In het natuurkunde/scheikundelokaal moet een douche en oogdouche aanwezig zijn (aangesloten op de waterleiding).
  • Zie voor meer informatie het onderwerp Inrichting BHV-organisatie.

Veilig en gezond werken door vakdocent en toa’s

Om gezondheidsklachten te voorkomen is het van belang dat de medewerkers gebruik maken van goed meubilair. En dat er voldoende afwisseling mogelijk is in werkhouding. Zorg voor hulpmiddelen (karretjes, steekwagens) voor het verplaatsen van zware lasten en dat bij tillen de juiste tiltechniek gebruikt wordt. Duwen en trekken moet zo veel mogelijk vermeden worden.
Kijk voor meer informatie bij de onderwerpen Meubilair voor medewerkers, Fysieke belasting voor conciërges en andere oop’ers.

Graag ontvangen we uw feedback over onze artikelen.
Laat uw mening hier achter.

thumbs up
thumbs down

Wet en regelgeving

Arbowet

Arbobesluit

Meer info

Geen